Integratie

Laatst was ik op een Roemeense bruiloft. Terwijl ik in de zaal vol feestende Roemenen zat, vroeg ik me – niet voor het eerst – af in hoeverre ik nu eigenlijk in de Roemeense samenleving ben geïntegreerd.  Zoals u misschien weet, woon ik al bijna vijftien jaar in Roemenië. Ik spreek vloeiend Roemeens, ik ben getrouwd met een prachtige  Roemeense dame en onze twee kinderen groeien op in Roemenië. We wonen niet tussen de expats in een ommuurde compound, maar in een doorsnee villawijkje. Ik werk dagelijks samen met zowel Roemeense als Nederlandse collega’s. Het integreren lijkt gelukt.

Of niet? Temidden van het feestgedruis liet ik mijn gedachten de vrije loop. Dat viel niet mee, want mijn vrouw en ik waren als nashi van het bruidspaar bijzondere gasten. Het kiezen van een nash is een bijzondere en nuttige Roemeense gewoonte. Nashi zijn een soort gekozen familie: het bruidspaar kiest gezamenlijk een maatschappelijk invloedrijk echtpaar dat hen behulpzaam is in hun verdere gezamenlijke leven. Een soort kruiwagen, omdat een nash op de juiste momenten aan de juiste touwtjes kan trekken. Met een goede nash wordt het misschien wat makkelijker om van een dubbeltje een kwartje te worden.

Terwijl ik erover nadacht, viel me in dat de eervolle uitverkiezing als nash het zoveelste bewijs was van mijn sucesvolle integratie. En toch… toch weet ik heel zeker dat ik behalve een Roemeen onder de Roemenen nog altijd een onversneden Nederlander ben. Ik lees Nederlandse kranten en ik kijk naar de Nederlandse tv. Ik eet aardappels met groenten en vlees. Mijn kinderen hebben een Nederlands paspoort en als er hier in Craiova een internationale of Nederlandstalige school zou zijn, gingen ze daar zeker naartoe. En natuurlijk: als Nederland tegen Roemenië voetbalt, ben ik voor Nederland.
 
Wat is integreren dan precies? Wat is het waard? Natuurlijk: allereerst moet je je houden aan de wetten van het land waar je terechtkomt. Dat is duidelijk. Ten tweede kun je van iedere buitenstaander eisen dat hij of zij deelneemt aan het economische en maatschappelijke verkeer. In veel gevallen wordt hier al iets minder duidelijk hoe je vaststelt of dat gebeurt en hoe je het succes van die deelname moet meten. Toch is het criterium nog wel inzichtelijk. Maar wat moet je met alle overige sociale en culturele verwachtingspatronen die mensen erop nahouden? Houdt correct integreren in Nederland in dat je een baan, een partner en 2,2 kinderen hebt? Dat je perfect Nederlands spreekt, om zes uur aardappels met groente eet, op woensdagavond korfbalt, op zaterdag je auto wast en drie weken per jaar naar de camping gaat?

Nee. Ik deel met iedere Nederlander van mijn generatie een heel arsenaal aan factoren dat onze vorming krachtig heeft beïnvloed. We hebben allemaal gekeken naar de Fabeltjeskrant of Sesamstraat en gespeeld met Lego. We waren allemaal op onze eigen manier onder de indruk van de oliecrises of de Decembermoorden en we hebben allemaal gelachen om André van Duin of Youp van ’t Hek. En gelukkig houden ook wij Nederlanders er de meest uiteenlopende opvattingen over van alles en nog wat op na. Sociale en culturele uniformiteit is niet alleen onmogelijk, maar zonder meer onwenselijk.

Terwijl ik naar mijn dansende medefeestgangers keek, besefte ik dat ik mijn Nederlandse  referentiekader nooit met ze zou kunnen delen. En dat ik dat geen enkel probleem vond. Dat je het succes van integratie niet moet afmeten aan cultuur, maar aan resultaten van samenwerking. Dat het succes van je integratieproces bepaald wordt door je toekomstplannen en niet alleen door je persoonlijke of politieke geschiedenis. Dat je misschien in iedere cultuur wel iets kunt leren. Neem nou de bijzondere gewoonte van Nederlanders om hun hulpbehoevende ouders in een bejaardentehuis te (laten) stoppen. Daar zijn de Roemenen nou weer net iets  te geciviliseerd voor…

Ik had voldoende nagedacht. Ik stortte me weer in het feest.